In Namur, België, merkte ik al nu dat ik zo reis, me meer aangetrokken voel tot daklozen en zij ook tot mij.
Zo ontmoeten we Jimmy in Saint-Sever. Terwijl ik Prairie naar het voormalig klooster breng waar we overnachten, wacht Lisa bij de basiliek met een baal stro die we voor hem geregeld hebben. Dan komt er een jonge man aangescheurd op zijn fiets, die hij tegen de baal hooi en met zijn voorband in de poep van Prairie parkeert. ‘Let jij op mijn fiets!?’, roept hij naar Lisa terwijl hij half vallend de trap van de kerk oprent.
Als ik terugkom zijn de twee net met elkaar in gesprek geraakt over de baal hooi en voedingsrijke compost van Prair. Jimmy vertelt dat hij het liefste zonder geld rondzwerft, op le Chemin. Als hij geld nodig heeft voor eten maakt hij muziek, kleding krijgt hij en verder ruilt hij veel dingen. Zijn rugzak is zijn huis. Net zoals dat bij ons het geval is. Op dit moment woont hij in een kleine caravan om te overwinteren in ruil voor wat werken.
Hij draagt voor ons de baal stro naar Prairie en we besluiten om met zijn drieën wat brood, kaas en wijn te eten. Als daklozen, op een bankje voor de basiliek. Genietend van de laatste zon.
We praten over onze route en dat ik waarschijnlijk de Pyreneeën in ga en daarna via Frances. ‘Heb je wel genoeg warme kleding bij je, het kan erg koud zijn daar’, zegt Jimmy. Ik wijs naar het gat onder mijn oksel, dat voor steeds meer ventilatie in mijn merinowollen shirt zorgt. Zonder aarzelen trekt hij zijn dikke vest uit en schenkt het mij als cadeau. Eerst wil ik het niet aannemen, maar hij staat erop. ‘Zo gaat dat bij ons: we geven en krijgen spullen, waardoor we zelf vrijwel niets hoeven te kopen. Of we werken wat in ruil voor eten en onderdak en maken zelf onze kleding.’
Voor het donker wordt nemen we afscheid van hem. Dankbaar met deze inspirerende ontmoeting. En mijn nieuwe vest.
Dit is waarom we lopen.